In deze folder leest u informatie over het via de plasbuis verwijderen van een blaastumor. Wat houdt deze zogenaamde TURT in? Waaruit bestaat de voorbereiding? Hoe gaat de operatie? Wat zijn mogelijke risico’s en complicaties? Hoe gaat het na de operatie? U moet er rekening mee houden dat dit algemene informatie is. Uw situatie kan anders zijn dan wat in de folder staat.
Wat is de functie van de blaas?
De blaas is een orgaan in de buik waarin urine wordt verzameld. De nieren produceren urine en de urine stroomt daarna via de urineleiders (ureteren) naar de blaas. De urine kan daarna via de plasbuis (urethra) worden uitgeplast. De nieren, urineleiders, blaas en plasbuis vormen samen de urinewegen.
Wat is een TURT?
TURT is de afkorting voor Trans-Urethrale Resectie van een Tumor in de blaas. Trans-urethraal betekent dat de operatie via de plasbuis (de urethra) wordt uitgevoerd. Het is een urologische operatietechniek waarbij we met een kijkbuis (een resectoscoop) de blaas ingaan. Resectie betekent dat de uroloog de tumor wegsnijdt. Het via de TURT verwijderde weefsel wordt na de operatie door de patholoog nagekeken. Op basis van de uitslag van dit weefselonderzoek stelt uw uroloog de noodzaak vast van een eventuele aanvullende behandeling.
Hoe is de voorbereiding voor de operatie?
De afdeling Urologie van Amsterdam UMC is op lokatie VUmc. De verpleegafdeling waar u wordt opgenomen is doorgaans afdeling 4B (afdeling Urologie) of afdeling 1B (afdeling Kort Verblijf). Een verpleegkundige voert een opnamegesprek met u. Tijdens of na het opnamegesprek kan een aantal controles gedaan worden zoals bloeddruk, temperatuur, hartslag, gewicht, urine- en bloedonderzoek.
- Om de vorming van trombose (bloedstolsels) te voorkomen krijgt u iedere dag een fraxiparine-injectie in uw buik of dijbeen.
- Voor de operatie moet u vanaf een bepaald tijdstip nuchter zijn. Dit houdt in dat u vanaf dan niets meer mag eten en/of drinken. Het exacte tijdstip waarop het vasten ingaat, hangt af van de tijd waarop wij u de volgende dag opereren. Als u de hoort wanneer u kan komen, krijgt u daarover ook instructie.
Hoe gaat de operatie?
Een TURT vindt plaats onder volledige narcose of regionale verdoving. De anesthesist bespreekt van tevoren poliklinisch met u welke vorm wordt toegepast. Om de blaas te kunnen inspecteren en de tumor te verwijderen ligt u op uw rug, met uw benen opgetrokken in beensteunen. De uroloog brengt een buisje in de plasbuis naar binnen. De instrumenten om te opereren worden door dit buisje in de blaas gebracht.
De uroloog verwijdert de tumor met behulp van een lisje waardoor elektrische stroom loopt. Hierdoor ontstaat er een wond in de blaas. Met behulp van het lisje brandt de arts de bloed-vaatjes dicht. Tijdens de operatie vullen wij de blaas voortdurend met een spoelvloeistof. Tussendoor wordt de blaas steeds geleegd. Hierbij komen losgemaakte deeltjes tumor naar buiten, welke alle worden opgevangen voor verder onderzoek. Nadat de tumor is verwijderd laat de arts in de blaas een blaaskatheter achter. Hieraan kunnen wij een systeem koppelen om de blaas te spoelen na de operatie.
Hoe gaat het na de operatie?
De blaaskatheter wordt verwijderd als de urine helder van kleur is. Dit is meestal een dag na de operatie. Alvorens dit gebeurt kan een eenmalige medicijnspoeling met een chemotherapeutisch medicijn in de blaas gebracht worden als onderdeel van de nabehandeling. Dit wordt alleen op indicatie gedaan. Nadat de blaaskatheter is verwijderd moet het ‘spontaan zelf’ plassen weer op gang komen. Als dit het geval is, mag u met ontslag.
Bij uw ontslag uit het ziekenhuis krijgt u van ons een afspraak voor poliklinische controle. Tijdens dit polikliniekbezoek krijgt u de uitslagen van het onderzoek van het weefsel dat tijdens de TURT is verwijderd. De uroloog bespreekt met u of verder onderzoek of behandeling nodig is. U blijft in ieder geval onder controle. Tijdens de controles onderzoekt de uroloog uw blaas op eventuele nieuwe blaastumoren door middel van een cystoscopie.
Zijn er leefregels na de operatie?
Om de vorming van bloedstolsels te voorkomen adviseren wij u om voldoende te drinken: ongeveer 2 liter per dag. U mag de eerste tijd na de operatie geen zware lichamelijke arbeid verrichten. U moet hard persen tijdens de stoelgang vermijden. Zo voorkomt u teveel druk op het operatiegebied. U kunt eventueel medicijnen gebruiken om de ontlasting zachter te maken.
Wat zijn mogelijke klachten na een TURT ?
Na een TURT treden meestal blaaskrampen op. U kunt ook een schrijnend gevoel hebben in de plasbuis. Het plassen gaat vaak samen met meer aandrang en u zult frequenter naar het toilet moeten. In de loop van enkele weken wordt dit weer normaal. De urine is soms nog bloederig van kleur. Dit is niet verontrustend.
U moet contact opnemen met uw behandelend arts:
- als u duidelijk bloedstolsels plast;
- als eventueel bloedverlies niet vermindert;
- als u koorts heeft boven de 38,5 °C;
- bij ernstig brandende pijn bij het plassen die niet vermindert;
- wanneer u niet meer kunt plassen.
Wat zijn mogelijke risico’s en complicaties?
Tijdens een TURT kan een gaatje in de blaas ontstaan. Dit heet een perforatie. De kans op een perforatie hangt samen met de grootte en de plaats van de blaastumor. De spoelvloeistof die wij tijdens de TURT gebruiken kan dan via de perforatie uit de blaas naar buiten lekken. Om verdere lekkage te beperken, beëindigt de uroloog dan soms de operatie. Een klein gaatje in de blaaswand sluit meestal vanzelf, als de blaaskatheter ervoor zorgt dat de blaas gedurende enkele weken leeg blijft. Bij een grotere perforatie is soms na de TURT een open buikoperatie nodig om de weggelekte spoelvloeistof te verwijderen en het gat in de blaas te sluiten. Deze complicatie is gelukkig zeldzaam.
Na de operatie kan een bloeding in de blaas optreden. U kunt hierbij bloed verliezen via de urine en de kans bestaat dat er een bloedstolsel in de blaas wordt gevormd. Meestal stopt een dergelijke bloeding na het spoelen van de blaas via de blaaskatheter. Soms is het nodig de blaas onder narcose te spoelen en de bloeding te stoppen.
Een andere complicatie die na de operatie kan optreden is een urineweginfectie. Die gaat soms gepaard met koorts. Een urineweginfectie kan goed worden behandeld met antibiotica.
Nog lang na de operatie kan een ontsteking optreden, die zich bij mannen soms uit als een bijbalontsteking. Normaal gesproken is een dergelijke ontsteking goed te behandelen met antibiotica. Bij mannen is het mogelijk dat er langere tijd na de operatie een vernauwing van de plasbuis ontstaat. Soms is hiervoor een nieuwe operatie nodig.
Heeft u nog vragen?
Heeft u na het lezen van deze tekst nog vragen, stelt u deze dan gerust aan de uroloog of de verpleegkundige. U kunt ook bellen:
- Polikliniek Urologie, telefoonnummer voor afspraken
020 - 444 1103 tussen 08.00 en 16.00 uur. - Polikliniek Urologie, verpleegkundige voor medische vragen
020 - 444 0229 tussen 9.00 en 10.00 uur en 13.00-14.00 uur. - Verpleegafdeling Urologie afdeling 4B, locatie VUmc
020 - 444 2240 - Verpleegafdeling Kort Verblijf 1B, locatie VUmc
020 - 444 3636 - Afdeling Eerste Hulp, locatie VUmc
020 - 444 3636 (er wordt contact opgenomen met de uroloog die dienst heeft)