U komt naar de afdeling Radiotherapie omdat er bij u een voorstadium van borstkanker, ook wel DCIS, is vastgesteld. DCIS staat voor: ductaal carcinoma in situ. Dit is een tumor in de borst die niet kwaadaardig is, maar dat later soms wel kan worden. Bestraling kan een onderdeel van de behandeling zijn. In deze folder krijgt u meer informatie over bestraling bij DCIS.

Bij DCIS zitten er kwaadaardige cellen in de melkbuisjes (melkgangen) van de borst.

Wat is het doel van bestralen?

Het doel van de bestralingen is het verkleinen van de kans dat de DCIS in de borst terug kan komen als DCIS of als borstkanker.

Welk gebied wordt bestraald?

Het gebied dat bestraald wordt noemen we het doelgebied. Uw zorgverlener bepaalt welk deel er bestraald gaat worden. Hiervoor gebruikt hij/zij de gegevens over de DCIS die tijdens uw borstoperatie verwijderd zijn.

Het doelgebied is per patiënt(e) anders:

  • Het doelgebied is de gehele borst of soms een deel van de borst. Soms krijgt het gebied waar de DCIS gezeten heeft een extra dosis straling. Dit wordt een boost genoemd.

Wat zijn de voorbereidingen op de bestraling?

CT-scan

Als voorbereiding op de bestraling wordt er bij u een CT-scan gemaakt. Met de CT-scan bepaalt uw zorgverlener het te bestralen gebied en zal het bestralingsplan worden gemaakt.

CT-scanner

De CT-scan wordt gemaakt in bestralingshouding. Dit is dezelfde houding als waarin u later bestraald wordt. U ligt op uw rug met uw armen omhoog in armsteunen. Als het nodig is wordt met behulp van een markeringsdraadje het litteken van de operatie aangegeven. Deze informatie wordt gebruikt bij het maken van het bestralingsplan. Het draadje wordt met pleisters op de huid vastgeplakt en wordt na de CT-scan weer verwijderd.

De radiotherapeutisch laborant zal ook een aantal tatoeage-puntjes op uw lichaam aanbrengen. Deze puntjes zijn nodig om u later op het bestralingstoestel in de juiste houding te kunnen leggen.

Tatoeagepuntjes



Breath-Hold

Als uw linker borst wordt bestraald, wordt vaak de Breath-Hold methode gebruikt. Hierbij krijgt u een ademinstructie, waarbij u tijdens de bestraling de adem vasthoudt. Het doel van de Breath-Hold methode is om uw hart te sparen tijdens de behandeling. Informatie over deze methode krijgt u in een aparte brief.

Hoe gaat de bestraling?

Het bestralingstoestel richt een bundel röntgenstralen met hoge energie van verschillende kanten op het gebied dat bestraald moet worden.

Het aantal bestralingen ligt tussen de 5 en 15 keer. Uw zorgverlener vertelt u hoeveel bestralingen u krijgt.

De bestralingen vinden plaats op werkdagen, meestal vijf keer per week. Radiotherapeutisch laboranten voeren de bestralingen uit.

Bestralingstoestellen

Nadat u zich bij de balie heeft gemeld kunt u in de wachtkamer gaan zitten. Als u aan de beurt bent vragen wij u plaats te nemen in een kleedkamertje. Daar ontbloot u uw bovenlichaam. Wij raden u aan een T-shirt, vest of doek mee te nemen. Deze kunt u omslaan als u naar de bestralingsruimte loopt.

Tijdens de bestraling ligt u op het bestralingstoestel met uw armen in de armsteunen. De radiotherapeutisch laboranten leggen u in dezelfde houding als tijdens de CT-scan neer. Zij gebruiken daar de tatoeagepuntjes voor. Als eerste wordt er een controle foto of scan gemaakt. Het bestralingsapparaat zal om u heen draaien. De radiotherapeutisch laboranten beoordelen de foto of scan en verplaatsen zo nodig de tafel waarop u ligt. Als u goed ligt wordt er met de bestraling gestart. Van de bestraling zelf voelt u niets.

In totaal duurt de behandeling meestal 15-20 minuten, waarvan de bestraling zelf maar een paar minuten duurt.

Tijdens de bestralingsperiode zult u afspraken met uw zorgverlener hebben om te kijken of er bijwerkingen zijn en eventuele vragen te bespreken. Deze afspraken komen op de afsprakenlijst te staan en zijn aansluitend aan de bestralingsafspraak.

Welke bijwerkingen zijn er?

Bijwerkingen die tijdens, en kort na de bestraling optreden (acute bijwerkingen):

Vermoeidheid

Vermoeidheid kan voorkomen tijdens en na de behandeling. Het bestralen zelf kost energie, maar ook het heen en weer reizen naar de afdeling Radiotherapie. Ook de diagnose met bijbehorende spanningen levert vermoeidheid op. Voldoende beweging kan helpen klachten van vermoeidheid te verminderen.

Huidproblemen
Door de bestraling kan de huid binnen het bestralingsveld rood worden en geïrriteerd raken. Ook kan de huid (tijdelijk) donkerder van kleur worden. Deze bijwerking treedt meestal tijdens of kort na afloop van de bestralingsperiode op en kan enkele weken duren. De roodheid gaat vaak samen met jeuk en een branderig gevoel. De borst kan tijdens de bestralingsperiode wat opzetten door ophoping van lymfevocht (oedeem). Dit kan steken in de borst geven. Soms voelt de borst beurs aan. Over het algemeen gaan deze klachten binnen enkele weken tot maanden weer weg.

Een enkele keer gaat de huid open. Huidreacties zijn het sterkst in de huidplooien, bijvoorbeeld in de oksel of onder de borst.

Als het nodig is kunt u bij de huidverzorging advies of begeleiding krijgen van de doktersassistente. Meldt u zich daarvoor bij de balie.

Als u een huidreactie krijgt is deze in de eerste week na de laatste bestraling meestal het ergst. U kunt altijd naar de afdeling bellen en advies vragen aan de doktersassistente. 4 tot 6 weken na de bestraling is de huid meestal weer genezen.

Tijdens de bestralingsperiode kunt u gewoon douchen en uw verzorgingsproducten gebruiken.

U mag tijdens en na de bestralingsbehandeling gerust even in de zon, gebruik een zonnebrand crème met voldoende beschermingsfactor.

Bijwerkingen die later kunnen optreden:

Naast de bijwerkingen die tijdens en kort na de bestraling optreden, kan de bestralingsbehandeling ook bijwerkingen geven die pas maanden tot jaren later duidelijk worden. Deze bijwerkingen zijn, in tegenstelling tot de acute bijwerkingen, vaak blijvend.

Borstverandering

Uw borst kan maanden tot jaren na de bestraling nog wat veranderen. In het eerste jaar na de behandeling is er soms vochtophoping (oedeem) in de borst. Dit kan gevoelig zijn. Soms trekt dit in de volgende jaren weg.

Afhankelijk van de gegeven dosis kan na verloop van maanden tot jaren de borst of alleen het gebied bij het litteken wat vaster aan gaan voelen. Dit komt door littekenvorming (fibrose). Er zijn geen maatregelen die u kunt nemen om dit tegen te gaan. De fibrose is blijvend. Fibrose kan invloed hebben op het cosmetisch resultaat en soms geeft dit aanleiding tot pijnklachten. Klachten van oedeem of fibrose kunnen mogelijk worden verminderd met lymfedrainage therapie of gespecialiseerde fysiotherapie. Hiervoor kan een verwijzing plaatsvinden via de afdeling Radiotherapie of de afdeling chirurgie/oncologie.

De bestraalde huid kan wat donkerder van kleur worden. Ook kunnen kleine bloedvaatjes duidelijker zichtbaar worden. Soms blijft de tepel juist wat lichter van kleur. Al deze effecten van de bestraling kunnen ook invloed hebben op het uiterlijk van de borst.

Ribben

Door bestraling kunnen de ribben gevoelig zijn.

Hartklachten

Door bestraling van uw linker borst is er op de lange termijn een hele kleine kans op het ontstaan van hartklachten. Door het bestralingsgebied met een CT-scan nauwkeurig te plannen en de Breath-Hold methode toe te passen, wordt bestraling van uw hart zoveel mogelijk vermeden. De kans op hartklachten wordt daardoor zo klein mogelijk gehouden.

Roken

Als u rookt, dan adviseren wij u hiermee te stoppen. Bijwerkingen treden vaker op bij mensen die roken. Ook is er na bestraling dan de borst een nog grotere kans op het ontwikkelen van longkanker dan bij mensen die niet bestraald zijn. Voor hulp met het stoppen met roken kunt u contact opnemen met uw huisarts of uw zorgverlener op de afdeling Radiotherapie.

Wat gebeurt er na de radiotherapie?

Controleafspraken

4 tot 12 weken na de laatste bestraling heeft u een controleafspraak op de afdeling Radiotherapie. Dit kan telefonisch of op de polikliniek zijn. Deze afspraak is bedoeld om te controleren of de acute bijwerkingen zijn genezen en om eventuele vragen van u te beantwoorden. Daarna blijft u onder controle op de afdeling chirurgie via de mammacare verpleegkundige. Een afspraak op de afdeling radiotherapie is altijd mogelijk als u dat wenst.

Heeft u nog vragen?

Vragen over uw behandeling kunt u altijd stellen aan uw zorgverlener.

Wilt u meer informatie?

Algemene informatie over DCIS op de website DCIS | Kanker.nl