Na het eerste gesprek met de arts-assistent of de specialist zal op de polikliniek ook onderzoek worden gedaan waarbij de grootte van de tumor wordt bekeken. Aanvullend onderzoek kan nodig zijn, zoals:
Röntgenfoto van de longen
Hierbij wordt er een foto van uw longen gemaakt. Eventuele longafwijkingen kunnen hierop worden gezien.
Bloedonderzoek
Het kan zijn dat uw bloed wordt onderzocht. Er wordt onder andere getest op bloedarmoede, de werking van de nieren en de lever, bloedsuiker en schildklierfunctie.
MRI-scan
MRI staat voor 'Magnetic Resonance Imaging'. Bij dit onderzoek worden beelden van het lichaam gemaakt met magneetvelden en radiogolven, waardoor een eventuele tumor en/of uitzaaiingen in beeld komen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd op de afdeling radiologie. Tijdens dit onderzoek ligt u in een soort koker. U kunt het onderzoek daardoor als benauwend ervaren. Er zijn MRI-apparaten die lawaai maken. Hiervoor krijgt u oordopjes in en kunt u uw eigen meegebrachte muziek luisteren.
Vaak wordt tijdens het onderzoek, via een bloedvat in uw arm, contrastvloeistof toegediend. Afhankelijk van het gebied dat doorzocht moet worden duurt het onderzoek ongeveer 30-90 minuten. Belangrijk is dat u tijdens het onderzoek stil blijft liggen. De laborant zal tijdens het onderzoek naar een andere ruimte gaan. Via de intercom blijft altijd contact bestaat tussen u en de laborant. Na het onderzoek worden de foto's geanalyseerd en beoordeeld door de radioloog. De uitslag zal uw behandelend arts tijdens een volgende afspraak met u bespreken.
Echografie van de hals met cytologische punctie
Bij een echo-onderzoek wordt geen gebruik gemaakt van röntgenstralen, maar van geluidsgolven. Deze geluidsgolven zijn voor het menselijk oor niet hoorbaar. Voor het onderzoek wordt de huid van de hals met een gelei ingesmeerd. Met een echo-kop wordt de hals afgetast. De geluidsgolven worden door de structuren in de hals teruggekaatst en vervolgens afgebeeld op een beeldscherm. Het maken van een echo is niet pijnlijk. Met een echo kunnen onder andere lymfklieren in de hals in beeld worden gebracht. Afhankelijk van wat op het beeldscherm wordt gezien, kunnen met een dunne naald enkele celletjes worden opgezogen. Dit aanprikken van een klier, weefsel of tumor wordt een cytologische punctie genoemd. De opgezogen celletjes worden ingestuurd voor nader microscopisch onderzoek in het laboratorium. Zo kan er worden bepaald of er sprake is van een ontstekingsreactie, een goedaardige tumor of een uitzaaiing van de tumor (kanker). Dit prikken voor het verkrijgen van het materiaal kan gevoelig zijn. Het prikken gebeurt door een hierin gespecialiseerd arts.
PET-scan
De meeste kankercellen hebben een verhoogde stofwisseling, waarbij veel suiker wordt verbruikt. Door aan suikermoleculen een radioactieve stof te koppelen, is het mogelijk om kankercellen via een PET (Positron Emissie Tomografie) -scan zichtbaar te maken. uitzaaiingen opsporen De eventuele tumor neemt samen met de suikermoleculen, de radioactieve stof op die zorgt dat de kankercellen te zien zijn. De PET-scan wordt meestal gebruikt om eventuele uitzaaiingen op te sporen. Als voorbereiding op de PET-scan is het belangrijk dat u minimaal zes uur voor het onderzoek niet meer eet. Drinken is wel toegestaan, zolang de dranken geen suiker bevatten. Als u diabetes heeft, vindt de voorbereiding in overleg met de verwijzend arts plaats.
Orthopantomogram
Een Orthopantotomogram, afgekort OPG, is een pijnloos radiografisch onderzoek van de tanden, de onder- en de bovenkaak. Deze foto wordt gemaakt met een speciaal apparaat waarmee uw gehele gebit op één röntgenfoto kan worden afgebeeld. Eventuele ingroei of aantasting van de kaak door tumor kan op een OPG zichtbaar zijn. Bij eventuele bestralingsbehandeling is het van groot belang dat uw gebit van tevoren goed beoordeeld wordt door de kaakchirurg. Hiervoor is het OPG nodig. Als u een gebitsprothese heeft beoordeelt de kaakchirurg het OPG op eventueel achtergebleven wortelresten of botsplinters, die dan -op afspraak- zonodig verwijderd kunnen worden. Wortelresten en/ slechte tanden en kiezen kunnen tijdens de bestraling voor ontstekingen zorgen.
Panendoscopie
Onderzoek onder narcose waarbij de tumoruitbreiding kan worden beoordeeld. Zo nodig kan een stukje weefsel (biopt) worden afgenomen. Ook wordt er gekeken of er geen eventuele andere afwijkingen of tumoren in het hoofd-halsgebied aanwezig zijn.
Biopt/Biopsie
Een biopt of biopsie omvat het afnemen of verwijderen van een klein stukje weefsel uit het afwijkende gebied of tumor. Het stukje weefsel kan dan voor nader microscopisch onderzoek worden ingezonden naar het pathologisch laboratorium. Bij het microscopisch onderzoek kan dan worden bepaald of het afwijkende weefsel / de tumor goed- of kwaadaardig is en kan de afwijking nader worden gespecificeerd.
Steeds zal de gekozen behandeling toegespitst zijn op uw persoonlijke situatie. De grootte en uitbreiding van de tumor alsook het al dan niet aanwezig zijn van lymfklieruitzaaiingen zijn hierbij van belang.
Kleinere hypofarynxtumoren zullen doorgaans bestraald (radiotherapie) worden. Grotere hypofarynxtumoren moeten vaak met een combinatie van medicijnen en bestraling (chemo- en radiotherapie) behandeld worden.
De hypofarynx is een complex gebied. Het slijmvlies van de hypofarynx omsluit het strottenhoofd en vaak zal het zo zijn dat de tumor ook dit orgaan heeft aangetast. Uiteraard wordt er gestreefd naar behoud van het strottenhoofd en de daarin gelegen stembanden, maar het kan zo zijn dat operatieve behandeling (laryngectomie) met aanvullende (chemo)-radiotherapie noodzakelijk is. Bij de voorgestelde behandeling wordt steeds het al dan niet aanwezig zijn van lymfklieruitzaaiingen in de hals meegewogen en kan het noodzakelijk zijn lymfklieren in de hals operatief te verwijderen (halsklierdissectie).
Soms is het zo dat er geen genezing meer mogelijk is omdat de tumor te uitgebreid is of dat er tumoruitzaaiingen zijn in de rest van het lichaam. In deze gevallen is de (palliatieve) behandeling bedoeld om eventuele pijnklachten en andere ongemakken te bestrijden door de tumor terug te dringen en groei zo lang mogelijk tegen te gaan.
Chemotherapie bij hoofd-halstumoren
Chemotherapie is een behandeling met medicijnen om kankercellen te doden. Deze medicijnen, cytostatica genaamd, stoppen het normale proces van celdeling. Alle cellen - dus ook normale cellen - worden hierdoor getroffen, maar met name kankercellen omdat daarvan relatief meer bezig zijn met deling. De gewone cellen herstellen zich na de chemokuur.
Voor tumoren van het hoofd-halsgebied wordt chemotherapie samen met bestraling (radiotherapie) gegeven. Dit noemt men chemo-radiatie. Het kan zijn dat de voorkeursbehandeling van uw specifieke tumortype chemo-radiatie is. Het kan ook zijn dat chemo-radiatie als aanvulling op operatieve behandeling wordt gegeven.
Wanneer u voor behandeling met chemotherapie in aanmerking komt, wordt u verwezen naar de polikliniek medische oncologie en gedurende de gehele behandeling wordt u begeleid door de medisch oncoloog. Daarnaast wordt u door de KNO-arts Hoofd-halschirurg en de radiotherapeut begeleid en behandeld.
Radiotherapie bij hoofd-halstumoren
Radiotherapie brengt directe schade toe aan kwaadaardige cellen door middel van straling waardoor deze afsterven.
Radiotherapie kan de primaire behandeling voor een tumor zijn. Hierbij vindt een dagelijkse bestraling (niet in het weekeinde) plaats gedurende 6 tot 7 weken, waarbij meestal niet alleen de tumor maar ook de halsklieren bestraald worden. Naarmate de bestraling vordert, geeft dit toenemende last in het mond-keel gebied, zoals rood worden van de huid, irritatie van de slijmvliezen met pijn, slikklachten en slijmen, smaakverlies en een droge mond en keel. Deze klachten worden erger naarmate de bestraling vordert. Meestal zijn ze grotendeels voorbijgaand en verdwijnen in de weken na de bestraling. Wel behouden de meeste mensen een wat drogere mond- en keelholte door een deels blijvende beschadiging van de speekselklieren.
Aanvulling op chirurgische behandeling
Radiotherapie kan ook worden gegeven als aanvulling op een chirurgische behandeling. Deze bestraling verkleint de kans op terugkeer van de tumor. Hierbij vindt een dagelijkse bestraling van het operatiegebied plaats gedurende 5,5 tot 6,5 weken. Dit geeft grotendeels dezelfde klachten als hierboven genoemd. In specifieke gevallen kan het noodzakelijk zijn de radiotherapie in combinatie met chemotherapie te geven (chemoradiatie).
Laryngectomie bij strottenhoofdkanker
Bij een laryngectomie wordt het strottenhoofd met een operatie verwijderd. In het strottenhoofd bevinden zich de stembanden.
Er zijn verschillende redenen waarom het strottenhoofd wordt verwijderd, zoals:
- het strottenhoofd is te sterk aangetast door de tumor (kanker) en kan daarom niet gespaard worden
- de tumor is na eerdere behandeling met (chemotherapie en) bestraling toch terug gekomen
- de tumor heeft onvoldoende gereageerd op (chemotherapie en) bestraling
Na de ingreep zijn de lucht- en voedselweg definitief gescheiden. Om te kunnen ademhalen wordt de luchtpijp na het verwijderen van het strottenhoofd in de in de hals gehecht. Het ademen gaat vanzelf en de opening naar de luchtpijp in de hals heet een stoma. Het eten en drinken gaat na een laryngectomie net als voor de operatie. Na het slikken komt het eten in de slokdarm en gaat het naar de maag. Doordat lucht- en voedselweg na de ingreep blijvend gescheiden zijn kan men zich niet meer verslikken.
Voor de laryngectomie sprak u met uw stembanden. De stembanden bevinden zich in het strottenhoofd. Als stembanden door lucht in trilling worden gebracht ontstaat er geluid. Zo ontstond het stemgeluid. Met het verwijderen van het strottenhoofd worden ook de stembanden verwijderd. Spreken zoals u voor de operatie deed is daardoor niet meer mogelijk. Wel zijn er andere mogelijkheden om geluid te kunnen maken en te spreken; zoals een stemprothese, slokdarmspraak of een electrolarynx.
Afhankelijk van uw persoonlijke situatie (bijv. grootte van de tumor, uitgebreidheid operatie) zal er steeds gekeken worden welke mogelijkheden voorhanden zijn en zal er steeds naar gestreefd worden u zo goed mogelijk te revalideren. Voor een laryngectomie wordt u altijd aansluitend aan de operatie op onze KNO Hoofdhalschirurgische verpleegafdeling opgenomen totdat u voldoende hersteld bent. Het kan noodzakelijk zijn dat u na de operatie ook aanvullend moet worden bestraald of chemoradiatie moet ondergaan. Uiteraard wordt u tijdens het hele behandel traject bijgestaan en begeleid, ook door /indien u dat wenst/ hiertoe getrainde ervaringsdeskundigen - lotgenoten.
Halsklierdissectie bij hypofarynxkanker
Bij een halsklierdissectie worden tijdens een operatie alle lymfeklieren, of een deel hiervan, met het omliggende vetweefsel uit de hals weggehaald. Dit kan om noodzakelijk zijn ter behandeling van bewezen lymfklieruitzaaiingen of ter voorkoming hiervan. Een dergelijk operatie gebeurd altijd onder algehele narcose en u blijft totdat u voldoende hersteld bent daarna op de KNO hoofd-halschirurgische afdeling opgenomen.
Tijdens en na de behandeling staat u steeds onder controle van de specialist. Er kunnen beperkingen door de tumor zelf maar ook door de behandeling optreden. Er wordt altijd geprobeerd om dit zoveel mogelijk te voorkomen.
Als er toch klachten optreden kunt u begeleiding krijgen om hier wat aan te doen. Denkt u hierbij aan:
- droge slijmvliezen als bijwerking van de radiotherapie waarvoor begeleiding / hulp van mondhygiëniste
- slikklachten, problemen met kauwen of praten waarvoor logopedische (tijdelijke) begeleiding nodig is
- als het strottenhoofd verwijderd is (laryngectomie), de gevolgen hiervan
- oedeem, pijn of functiebeperkingen van de hals en schouders waarvoor (tijdelijk) fysiotherapie nodig is
- andere lichamelijke, psychische of sociale gevolgen (zoals slecht slapen, teveel piekeren, sombere stemming, relatieproblemen, financiële problemen, problemen op het werk) waarvoor (tijdelijke) begeleiding door een gespecialiseerde verpleegkundige, maatschappelijk werker of psycholoog nodig is.
- Elke donderdag is er op de poli een gespecialiseerde verpleegkundige aanwezig waar u met vragen terecht kunt.
Telefoon: 020-4440948.
Overige werkdagen; Telefoon: 020-4440975.