Als u een knobbel in uw hals of schildklier voelt, kan de huisarts u verwijzen naar de internist-endocrinoloog voor verder onderzoek. Als de schildklierfunctie op grond van het bloedonderzoek normaal is, volgt doorgaans echografie van de hals en een schildklierpunctie. Als de punctie schildklierkanker niet uitsluit, kan het nodig zijn een deel van de schildklier operatief te verwijderen om met zekerheid een diagnose te stellen.
Via een dunne naald worden cellen van de knobbel in de schildklier en/ of lymfeklier opgezogen. Als de knobbel goed voelbaar is, kan dit onderzoek soms op de polikliniek plaatsvinden door een hierin gespecialiseerde endocrinoloog. Vaak wordt dit onderzoek ookverricht door een gespecialiseerde radioloog tegelijkertijd met echografie van de hals. De punctie kan gevoelig zijn. De cellen van zowel de schildklier als de lymfklieren worden naar het pathologie laboratorium gestuurd voor microscopisch onderzoek door een patholoog. Soms kan zo vastgesteld worden of er een kwaadaardige tumor van de schildklier is, maar soms ook niet. Bij een sterke verdenking op een kwaadaardige tumor kan een operatie nodig zijn.
Vaak wordt een zwelling in de hals verder onderzocht met behulp van echografie. Bij een echo- onderzoek worden geluidsgolven gebruikt. Deze geluidsgolven zijn voor het menselijk oor niet hoorbaar. Voor het onderzoek wordt de huid van de hals met een gelei ingesmeerd. Met een echo-kop wordt de hals afgetast. De geluidsgolven worden door de structuren in de hals teruggekaatst en vervolgens afgebeeld op een beeldscherm. Het maken van een echo is niet pijnlijk.
Met de echo worden de schildklier en de lymfeklieren in de hals in beeld gebracht. Op geleide van dit beeld kan met een dunne naald weefsel uit de verdachte knobbel in de schildklier opgezogen worden.
Meestal wordt uw bloed onderzocht op de schildklierfunctie. Op geleide van uw klachten wordt soms ook gekeken naar de calciumhuishouding, ontsteking, bloedarmoede, stolling en de werking van de nieren en de lever. Soms wordt ook gekeken of een tumormerkstof verhoogd is. Voor de schildklier is dit het thyreoglobuline.
De zenuwtakken die de stembanden besturen lopen vlak achter de schildklier. De schildklier ligt ook tegen de bovenste luchtwegen aan. Daarom wordt voor de schildklieroperatie aan de KNO-(keel-neus-oort) arts gevraagd dit gebied en de bewegingen van de stembanden te beoordelen. Dit wordt gedaan met behulp van een laryngoscoop.
Operatie bij schildklierkanker
Er bestaan twee schildklieroperaties:
• totale thyroidectomie
• hemithyroidectomie
Bij totale thyroidectomie wordt de schildklier in zijn geheel verwijderd. Bij hemithyroidectomie wordt één helft van de schildklier verwijderd. Deze operaties worden uitgevoerd indien zich in deze schildklierhelft een knobbel bevindt waarvan de diagnose "kanker" vermoed wordt, maar niet geheel vaststaat. Zodra de diagnose papillair of folliculair schildkliercarcinoom vast staat op grond van weefselonderzoek volgt een completerings-thyroidectomie of totale thyroidectomie.
Bij de operatie zoekt de chirurg de stembandzenuw op (nervus laryngeus recurrens),om deze zenuw voor beschadiging tijdens de operatie te behouden. Ook zoekt de chirurg de bijschildkliertjes op om deze te kunnen sparen. De bijschildkliertjes zijn ongeveer drie mm groot en hebben een functie in de regulatie van het calciumhuishouding in het lichaam. Indien de diagnose schildklierkanker tijdens de operatie vast komt te staan, worden ook de lymfeklieren centraal in de hals, verwijderd (halsklierdissectie) omdat daar dan uitgezaaide schildklierkankercellen in kunnen zitten. Als er aanwijzingen zijn voor uitzaaiingen in de lymfeklieren aan de linker of rechterzijde wordt aan die kant ook een halsklierdissectie gedaan. Dat betekent dat de lymfeklieren in zijkant van de hals ook worden weggehaald. Indien de hele schildklier wordt verwijderd, moet U na de operatie voor de rest van uw leven schildklierhormonen in tabletvorm slikken.
Schildklierscan bij schildklierkanker
Na totale thyroidectomie of completeringsthyroidectomie vanwege papillair of folliculair schildkliercarcinoom, volgt ablatie en/ of behandeling met radioactief Jodium (J-131). Dit is bedoeld om alle eventuele achtergebleven schildkliercellen weg te krijgen. Maar voordat dit gebeurt wordt eersteen schildklierscan verricht.
Bij een schildklierscan wordt, na toediening van een radioactieve stof, een foto gemaakt van de schildklierregio. Uit de foto kan worden afgeleid hoeveel schildklierweefel is achter gebleven na de operatie. De dosis radioactieve stof is erg laag en heeft geen bijwerkingen. De stof verlaat geleidelijk uw lichaam
Radioactief Jodium behandeling bij schildklierkanker
U krijgt een drankje met een radioactief jodium (J131), meestal zo'n 3-4 weken na de operatie. Het J-131 wordt bij voorkeur opgenomen door resten van de schildklier in de hals of uitzaaiingen in andere delen van het lichaam, als die er zijn.Deze uitzaaiingen kunnen eerder onopgemerkt zijn gebleven. Na het innemen van het radioactief jodium bent u radioactief. Het radioactieve jodium verdijnt uit uw lichaam via de urine en de ontlasting. Daarom wordt u korte tijd geïsoleerd verpleegd (één à twee dagen).
Medicamenteuze behandeling
Als het schildkliercarcinoom uitgezaaid is en de behandeling met een operatie en radioactief jodium onvoldoende is, kunt u verwezen worden naar de medisch oncoloog. De medisch oncoloog zal met u de mogelijkheden voor medicamenteuze behandeling - al dan niet in studieverband- bespreken. Bij schildklierkanker met uitzaaiingen kunnen medicijnen in tabletvorm (o.a. sorafinib, sunitinib en vandetanib) ingezet worden. Het betreft hierbij middelen die de aanmaak van de nieuwe bloedvaten tegengaan of op een andere manier op het functioneren van schildklier kanker cel aangrijpen.