Bij een EUS gaat de arts met een slangetje de slokdarm in. Met de echo-kop aan het uiteinde van het slangetje worden verdachte lymfeklieren aan de buitenkant van de slokdarm en tussen de longen opgespoord. Vervolgens wordt daar een punctie van gedaan voor verder onderzoek.
De belangrijkste functies van de longen zijn het lichaam te voorzien van zuurstof en het verwijderen van koolzuur. Soms zijn deze functies (tijdelijk) verminderd. Om dit vast te stellen is een longfunctieonderzoek nodig. Dit onderzoek bestaat uit verschillende testen. Bij iedere test ademt u via een mondstuk aan het longfunctieapparaat, waarbij een klemmetje de neus dicht houdt. Bij een fietstest wordt longfunctieonderzoek verricht terwijl u aan het fietsen bent. Trek sportieve/goed zittende schoenen en kleding aan voor dit onderzoek. Ook wanneer u een operatie moet ondergaan is het van belang om de functie van de longen te testen.
Bevindt de tumor zich op één plek en zijn er geen uitzaaiingen dan wordt overwogen de tumor chirurgisch te verwijderen of te bestralen. Vaak is dit echter niet mogelijk, omdat de ziekte zich al elders in het lichaam bevindt. Soms moet een tumor kleiner gemaakt worden om te kunnen opereren. Dit kan met chemotherapie en/of bestraling.
Wanneer na de operatie blijkt dat er uitzaaiingen zijn naar lymfeklieren, die vooraf niet zijn gezien op onderzoeken, dan wordt in sommige gevallen een aanvullende behandeling met chemotherapie met u besproken.
Chemoradiatie bij longkanker
Wanneer lymfeklieren tussen de longen of bij de sleutelbeenderen zijn aangetast, is opereren vaak niet zinvol. Er kan dan gekozen worden voor chemo- en radiotherapie (chemoradiatie), met drie tot vijf kuren chemotherapie en gelijktijdige bestraling of bestraling kort daarna. De bestraling vindt iedere werkdag plaats en duurt meestal zes weken. Na iedere kuur wordt u gecontroleerd op de polikliniek. De behandeling kan in sommige gevallen ook dienen om de tumor kleiner te maken waarna deze alsnog operatief verwijderd kan worden.
Chemotherapie bij longkanker
Chemotherapie is een behandeling met medicijnen, cytostatica genaamd, die erop gericht is het proces van celdeling stop te zetten. Alle cellen, dus ook normale cellen, worden hierdoor getroffen. Dit zijn met name kankercellen omdat daarvan relatief meer bezig zijn met deling. De gewone cellen herstellen zich na de chemotherapie. De cytostatica worden gedurende een aantal uren of in een aantal dagen toegediend via de bloedbaan (via een infuus) of in tabletvorm volgens een vastgesteld schema. Hierna volgt een rustperiode waarin de normale cellen kans krijgen zich te herstellen. Een dergelijk schema van toediening van de medicijnen met daarna een rustperiode heet een cytostaticakuur. Deze wordt enige malen herhaald, waarna onderzocht wordt wat het effect is van de behandeling en bepaald wordt of het zinvol is om ermee door te gaan. Wanneer u voor behandeling met chemotherapie in aanmerking komt, wordt u verwezen naar de polikliniek longoncologie en gedurende de gehele behandeling wordt u begeleid door de longarts.
Operatie
Chirurgie (de operatieve ingreep) kan een mogelijkheid zijn om een tumor te verwijderen. Maar een operatie heeft alleen zin als de hele tumor verwijderd kan worden. Soms is het nodig een hele long te verwijderen, een pneumectomie. Meestal kan worden volstaan met een lobectomie waarbij een kwab van de long wordt verwijderd. Bij een segmentresectie worden een of meer delen van de longkwab verwijderd. Deze ingreep wordt uitgevoerd bij kleine en niet-centraal gelegen tumoren en bij patienten met een geringe longcapaciteit, aangezien er meer longweefsel gespaard wordt dan bij lobectomie.
Een sleeveresectie wordt toegepast bij centraal gelegen tumoren. Om niet de gehele long weg te hoeven nemen wordt de longkwab samen met een deel van de luchtpijp verwijderd. Het overgebleven gedeelte van de long wordt op de hoofdluchtpijp gehecht. Patienten kunnen over het algemeen na ongeveer 5 dagen naar huis, als de pijn onder controle is.
PET-scan
De meeste kankercellen hebben een verhoogde stofwisseling waarbij veel suiker (glucose) wordt verbruikt. Door aan suikermoleculen een radioactieve stof te koppelen, is het mogelijk om kankercellen via een scan (Positron Emissie Tomografie) zichtbaar te maken. De eventuele tumor neemt de suiker met radioactieve stof op zodat de kankercellen te zien zijn. De PET-scan wordt meestal gebruikt om eventuele uitzaaiingen op te sporen. Nadeel van dit onderzoek is dat ontstekingen ook een verhoogde stofwisseling hebben en derhalve ook de radioactieve stof opnemen. De arts neemt dit gegeven mee in de beoordeling van de scan. Als voorbereiding op de PET-scan is het belangrijk dat u minimaal zes uur voor het onderzoek niet meer eet. Drinken is wel toegestaan zolang de dranken geen suiker bevatten. Als u diabetes heeft vindt de voorbereiding in overleg met de verwijzend arts plaats.
Radiotherapie
Radiotherapie brengt directe schade toe aan kwaadaardige cellen d.m.v. straling. Soms in combinatie met chemotherapie, soms is het een behandeling op zich. Longen worden meestal meerdere malen bestraald. Hiervoor bepaalt de radiotherapeut met behulp van scans de precieze lokalisatie die met lijnen op uw lijf worden afgetekend. Bestraling kan huidklachten geven die aanvoelen als verbranding door de zon, of slikklachten als de bestraling in de buurt van de slokdarm plaatsvindt. De arts bespreekt deze klachten met u en geeft zo nodig middelen die pijn verzachten. Voor bepaalde indicatie kan heel gericht en met hoge dosis bestraald worden (stereotactische radiotherapie). Dit brengt zo min mogelijk schade aan omliggend weefsel toe.
Nazorg en nacontrole hangt sterk af van de behandeling die u heeft gehad. Na een operatie zult u eerst bij de chirurg op de polikliniek terugkomen. Die zal u vervolgens terug verwijzen naar de longarts. Wanneer u chemotherapie en bestraling hebt gehad, komt u zowel bij de longarts als bij de radiotherapeut op de polikliniek terug. Er wordt een CT-scan gemaakt kort na de laatste bestraling. Vervolgens om de zes weken. Daarna iedere drie maanden en na twee jaar is er, indien alles voorspoedig gaat, elk half jaar controle. Begeleiding Patiënten en naasten die te maken hebben met kanker hebben vaak behoefte aan informatie, voorlichting, advies en begeleiding.
Naast het spreekuur van de arts kunt u met uw vragen of problemen terecht op het verpleegkundig spreekuur. Het verpleegkundig spreekuur is een aanvulling op de behandeling van de longarts en vindt in nauwe samenwerking met hem/haar plaats. Tijdens het verpleegkundig spreekuur heeft u een gesprek met een verpleegkundig consulent oncologie/palliatie.
Tijdens het spreekuur kan de verpleegkundige u ondersteunen en informatie geven over:
- onderzoeken, behandeling en evt. complicaties
- ontstaan en behandeling van symptomen zoals misselijkheid, verstopping, pijn
- omgaan met uw situatie in het dagelijkse leven
- advies over revalidatie
- het inschakelen van zorg thuis of aanvragen van hulpmiddelen
- informatiemateriaal over patiënten verenigingen en organisaties
- rouwverwerking
Wanneer u behoefte heeft aan contact met een andere hulpverlener verwijst de verpleegkundige u (in overleg met de longarts) door naar andere hulpverleners of hulpverlenende instanties. Bijvoorbeeld: de diëtist, de fysiotherapeut, de maatschappelijk werker, geestelijk verzorger of de psycholoog. Wij streven naar een goede samenwerking met andere hulpverleners zoals huisarts en thuiszorg door regelmatig overleg met elkaar te hebben.
Afsprakenbalie polikliniek longoncologie
T: (020) 4440 522. Ma - vrij (8.30-12 en 13.30-15.30 uur).
Secretariaat longziekten
T: (020) 4444 782/710. Ma - vrij (8.30-12 en 13.30-15.30 uur)