Er zijn verschillende soorten kwaadaardige tumoren in de eierstokken. De volgende 3 soorten komen het meeste voor:
- 80-90% zijn epitheliale eierstokkanker of adenocarcinoom. Dit is een tumor die ontstaat in de buitenste laag cellen van de eierstok, oftewel het epitheel.
- 5-8 % zijn gonadale stromaceltumoren. Deze tumor ontwikkeld zich in het weefsel waarin de eicellen liggen.
Een kiemceltumor ontstaat uit kiemcellen. Dit zijn de onrijpe eicellen in de eierstok. Deze vorm van eierstokkanker is heel zeldzaam en komt vooral voor bij jonge meisjes. - Onderstaande informatie gaat over epitheliale eierstokkanker .
Eierstokkanker wordt bijna altijd pas ontdekt als de ziekte zich heeft uitgebreid. U kunt dan last hebben van:
- een opgeblazen gevoel of dikke buik
- vol gevoel en/of moeite met eten
- misselijkheid
- bekken- of buikpijn
- vaker dan normaal plassen
- verstopping van de darmen
- vermoeidheid
- gewichtsverlies
Deze klachten kunnen ook andere oorzaken hebben. Maar ze zijn altijd een reden om naar de huisarts te gaan.
Eierstokkanker komt vaker voor bij vrouwen die geen of weinig kinderen hebben gekregen.
Ongeveer 10 % van de vrouwen met eierstokkanker heeft een erfelijke aanleg voor de ziekte. Dit gaat vaak gepaard met een verhoogd voorkomen in de familie van eierstok- en borstkanker.
In het ziekenhuis kunt u de volgende onderzoeken krijgen:
- lichamelijk onderzoek
- gynaecologisch onderzoek
- echografie met eventueel biopsie of punctie
- bloedonderzoek
Bij het lichamelijk onderzoek onderzoekt de gynaecoloog de buik en de in- en uitwendige geslachtsorganen Met een spreider worden de vagina en de baarmoedermond bekeken. Vervolgens wordt met een vaginaal toucher en/of een rectaal toucher gevoeld naar de grootte en ligging van de baarmoeder en eierstokken.
De echografie kan inwendig via de vagina of uitwendig via de buik. Ziet de arts afwijkingen, dan kan hij een biopsie of een punctie nemen. Bij de biopsie wordt een stukje weefsel weggenomen. Bij een punctie vocht uit de buikholte. De patholoog onderzoekt of er kankercellen in het vocht of in het stukje weefsel zitten.
Met bloedonderzoek wordt het CA 125-gehalte gemeten. Ongeveer 80% van de vrouwen met eierstokkanker heeft namelijk een verhoogd CA 125-gehalte in het bloed.
Denkt de arts dat u eierstokkanker heeft, dan is vaak verwijzing nodig naar een gespecialiseerd centrum.
Hier kunt u de volgende onderzoeken krijgen:
- CT-scan
- soms een MRI-scan
Bij eierstokkanker zijn er 4 stadia:
Stadium 1: de tumor zit in 1 of beide eierstokken
Stadium 2: de tumor is doorgegroeid in andere organen in het kleine bekken
Stadium 3: er zijn uitzaaiingen in de buikholte buiten het kleine bekken
Stadium 4: er zijn uitzaaiingen ergens anders in het lichaam, bijvoorbeeld in de longen
Met deze stadium-indeling schat de arts de vooruitzichten in en bepaalt hij de behandeling.
Na stellen van de diagnose eierstokkanker bestaat de behandeling meestal uit een combinatie van operatie en chemotherapie.
Naast deze therapieën kunt u soms deelnemen aan behandelingen in onderzoeksverband (trials).
Uw behandelend arts bespreekt uw dossier met een team van gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen. Dit heet een multidisciplinair overleg (MDO). De specialisten maken samen een behandelplan voor u. Zij gebruiken hiervoor landelijke richtlijnen. Het behandelplan wordt met u besproken en samen met uw behandelteam kunt u een weloverwogen besluit nemen.
Soms krijgen vrouwen met een gevorderd stadium eerst een deel van de chemotherapie en dan een operatie. De operatie heet dan interval debulking. Doel van de chemotherapie is om de operatie minder uitgebreid te kunnen uitvoeren doordat de tumor kleiner is geworden. Na de operatie worden de resterende chemotherapie kuren gegeven.
Behalve bij een vroeg stadium eierstokkanker is chemotherapie een belangrijk onderdeel van de behandeling. Chemotherapie kan worden gegeven na de operatie (adjuvant) of voorafgaand aan de operatie (neo-adjuvant). Welke volgorde wordt gekozen hangt o.a. af van de uitgebreidheid van de ziekte en van uw lichamelijke conditie.
In een aantal ziekenhuizen wordt de chemotherapie rechtstreeks in de buikholte gegeven. Dit heet intraperitoniale chemotherapie.
Ook wordt soms tijdens de operatie de buikholte gespoeld met verwarmde chemotherapie. Dit heet HIPEC behandeling.
Chemotherapie kan de volgende bijwerkingen geven: haaruitval, misselijkheid met braken, darmklachten, verhoogd risico op infecties en bloedingen en vermoeidheid.
Doelgerichte therapie wordt bij eierstokkanker alleen gegeven als de ziekte is teruggekomen (recidief), tijdens of na chemotherapie.
Er zijn verschillende doelgerichte therapieën beschikbaar voor eierstokkanker:
- bevacizumab: een medicijn dat de aanmaak van nieuwe bloedvaten remt
- PARP-remmers: deze medicijnen werken alleen bij vrouwen die eierstokkanker hebben gekregen door een afwijking in het BRCA-gen
Acroniem | FIRST |
---|---|
Hoofdonderzoeker | mw.dr. A.M. Westermann |
Titel | ENGOT-OV44: Een onderzoek om te bepalen of terugkeer van eierstok-, peritoneale of eileiderkanker vertraagd kan worden door toevoeging van TSR-042 en niraparib |
Status | Er zijn nog geen proefpersonen geïncludeerd |
Afdeling | Inwendige geneeskunde |
Omschrijving | Het doel van dit onderzoek is uitzoeken of terugkeer van eierstokkanker kan worden vertraagd of voorkomen wanneer dostarlimab (voorheen TSR-042 genoemd) en niraparib worden toegevoegd aan de standaardbehandeling. De huidige standaardbehandeling van eierstokkanker is paclitaxel en carboplatine, met of zonder bevacizumab. |
Na de behandeling van eierstokkanker blijft u onder controle bij de specialist. De controles richten zich vooral op het onderzoeken, bespreken en behandelen van mogelijke bijwerkingen en gevolgen van de behandeling. Ook onderzoekt de arts of de ziekte is teruggekomen.
Als de ziekte terugkomt, kunt u meestal niet meer beter worden. Meestal krijgt u dan een behandeling om de ziekte zo lang mogelijk te remmen. Dit heet een palliatieve behandeling. De palliatieve behandeling bestaat bij eierstokkanker uit chemotherapie en doelgerichte therapie.
Bij klachten zoals bijvoorbeeld bloedverlies of onverklaarde pijnklachten neem dan contact op met uw huisarts of specialist.
Kanker en de behandeling ervan hebben vaak een grote invloed op het dagelijks leven. Sommige gevolgen hebben met de ziekte zelf te maken. Andere met de behandeling. Ook uw leeftijd en lichamelijke conditie spelen een rol.
Gevolgen waar veel mensen met kanker mee te maken krijgen: vermoeidheid, geheugenverlies en concentratieproblemen, veranderingen in uw uiterlijk, angst voor terugkeer van de ziekte en somberheid.
Ook kan de behandeling van eierstokkanker de volgende specifieke gevolgen hebben:
Bij de operatie van eierstokkanker worden uw eierstokken verwijderd. Hierdoor komt u vervroegd in de overgang – als u nog niet in de overgang was. Hierdoor kunt u dezelfde klachten krijgen als bij de natuurlijke overgang: botontkalking, drogere vagina, moeite met klaarkomen, nachtelijk zweten en opvliegers.
Deze klachten kunnen behandeld worden met hormoonvervangende medicijnen. Voor botontkalking (osteoporose) kunt u ook nog andere medicijnen krijgen.
Door de behandeling van eierstokkanker wordt u onvruchtbaar als:
- de baarmoeder is verwijderd
- beide eierstokken zijn verwijderd
- u chemotherapie en/of bestraling heeft gehad
Heeft u een kinderwens? Bespreek dit dan voor de behandeling met uw arts. Soms kunnen uw baarmoeder en de andere, gezonde eierstok blijven zitten.
Door de ziekte en behandeling kan uw beleving van seksualiteit veranderd zijn. Het verlies van de baarmoeder en/of de eierstokken kan uw gevoel van vrouw-zijn beïnvloeden. De ene vrouw ervaart dat sterker dan de andere.
Na de behandeling krijgt u meestal het advies om te wachten met geslachtsgemeenschap tot na de eerste poliklinische controle (ongeveer 6 weken). In medisch opzicht zijn er geen bezwaren tegen seksuele opwinding, masturberen of het krijgen van een orgasme (klaarkomen). Voorop staat dat u voor uzelf moet bepalen wanneer u aan vrijen toe bent en op welke wijze u dat wilt. Het is belangrijk om dit met uw partner te bespreken.
Ook kunnen lichamelijke gevolgen uw seksleven beïnvloeden, zoals een tekort aan geslachtshormonen, droge vagina, minder prikkels en vermoeidheid. Bij veel vrouwen van wie de baarmoeder is verwijderd, verandert het orgasme. Bespreek deze klachten met uw arts en vraag eventueel een verwijzing naar een seksuoloog.