Pijn
Net als na elke operatie zult u pijn en ongemakken ervaren na de vaginaplastiek operatie. Paracetamol helpt vaak goed. Pijnstillers helpen echter niet voor pijn rondom de clitoris. Deze zenuwpijn begint ongeveer een maand na de operatie en zal na ongeveer drie maanden afnemen.
(Na)bloeding
Dit treedt meestal op direct na de operatie. Afhankelijk van de ernst is soms een tweede operatie noodzakelijk om de bloeding te stelpen.
Afstervend weefsel (necrose)
Als huid niet goed doorbloed wordt, sterft het af. Dit komt met name voor bij de binnenste schaamlippen. Rokers hebben hier een verhoogde kans op. Soms is het tijdens een operatie al te zien en wordt de doorbloeding gelijk verbeterd. Soms treedt het na de operatie op. Meestal herstelt het vanzelf, soms is er een hersteloperatie nodig.
Open gaan wonden
Wondjes kunnen open gaan. Bijvoorbeeld als hechtingen vroegtijdig loslaten of oplossen. U moet de wond goed verzorgen; opnieuw hechten is niet mogelijk.
Infectie
Hoewel er schoon (steriel) wordt gewerkt, is er altijd een kans dat er bacteriën in de operatiewond komen. Ook thuis kan dit gebeuren. Daarom is het belangrijk dat u de wonden goed verzorgt. Als de huid rond de wond warm en rood wordt, als er viezigheid uit de wond komt of als u koorts krijgt, kan dat duiden op een wondinfectie en moet u contact opnemen met de plastisch chirurg.
Wild vlees (hypergranulaat)
Het ontstaan van hypergranulaat, ook wel wild vlees, is een veelvoorkomend probleem. Het is onschuldig, maar het geeft veel vocht- en soms bloedverlies. Het kan ruiken en geeft pijnlijk ongemak. Het is eenvoudig te behandelen.
Moeilijk plassen (katheter)
Na het verwijderen van de katheter kan het plassen moeilijk gaan. In dat geval krijgt u opnieuw, tijdelijk, een katheter.
Vernauwde plasbuis (stenose)
Een aantal weken of maanden na de operatie kan vernauwing (stenose) van de uitgang van de plasbuis optreden. Daardoor kan plassen moeilijk gaan: de straal wordt slapper en er moet harder geperst worden. Stenosen worden behandeld door ze gedurende een aantal weken of maanden regelmatig op te rekken, in een aantal gevallen is een operatie echter nodig.
Gaatje in darm
Er kan een gaatje ontstaan in de endeldarm. Als dit tijdens de operatie wordt opgemerkt, dan wordt dit direct verholpen. Blijkt dit pas later (bijvoorbeeld bij het verwijderen van de tampon of op de polikliniek), dan wordt bekeken wat er moet gebeuren. Een klein gaatje geneest meestal spontaan. Als het gaatje in de endeldarm langdurig klachten geeft, dan moet u nogmaals een operatie ondergaan.
Lekkende darmwond (na darmvaginaplastiek)
Bij een darmvaginaplastiek kan het gebeuren dat de aan elkaar gezette darmdelen niet goed genezen en dat de lekkage veroorzaken. Daardoor komt er ontlasting in de buikholte terecht. Dit geeft al snel buikpijn en koorts in de eerste 2-3 dagen na de operatie. Het is dan noodzakelijk om met spoed opnieuw te worden geopereerd om de lekkage te verhelpen
NB. Bij een ernstige lekkage of een niet-helend gaatje in de endeldarm is soms een tijdelijk stoma nodig. Na minimaal 3 maanden kan het stoma dan weer worden opgeheven.
Verlies van gevoel/orgasme
Er is niet met zekerheid te zeggen of het gevoel in de gehele vagina terugkomt.
Als u na ontslag vragen heeft die te maken hebben met uw operatie, kunt u bellen met de polikliniek plastische chirurgie (overdag) of het centrale nummer van locatie VUmc: 020 - 444 44 44. De telefonist kan dan contact leggen met de physician assistant of dienstdoende plastisch chirurg.
Kennis- en Zorgcentrum Genderdysforie
Telefoon: 020 - 444 05 42 (op werkdagen van 09.00-12.00 en 13.00-16.00)
Fax: 020-444 52 54
E-mail: genderteam-poli@amsterdamumc.nl
Plastische, reconstructieve en handchirurgie
Telefoon polikliniek: 020-444 98 00 (werkdagen 08.30-12.15 en 12.45-16.30)
Telefoon opnameplanning gender: 020-444 23 10 (werkdagen 09.00-10.30)
Bent u bij ons in behandeling dan kunt u ook een bericht sturen via het patiëntenportaal Mijn Dossier.