Het oor bestaat uit een aantal delen, te beginnen met de uitwendige gehoorgang (1), het trommelvlies (2) en daarachter het middenoor (6). In het middenoor bevinden zich drie gehoorbeentjes, die samen de gehoorbeenketen vormen: de hamer (malleus) (3), het aambeeld (incus) (4) en de stijgbeugel (stapes) (5). Via de buis van Eustachius (8) staat het middenoor in verbinding met de neuskeelholte. Het eigenlijke gehoororgaan is het slakkenhuis, dat ook wel binnen[1]oor (9) wordt genoemd. Daarachter zit dan de gehoorzenuw (niet genummerd). Het hele oor, met name het middenoor en binnenoor, is omgeven door bot. Achter het oor heet dit het mastoïd.
Geluid bestaat uit luchttrillingen. Deze trillingen komen via de gehoorgang op het trommelvlies. Het trommelvlies en de gehoor[1]beentjes versterken en geleiden de trillingen naar het slakkenhuis. In het slakkenhuis bevinden zich de zintuig(zenuw)cellen, die de trillingen omzetten in zenuwprikkels. Deze zenuwprikkels worden via de gehoorzenuw naar de hersenen gevoerd, waar zij in ‘horen’ worden vertaald. Het middenoor is onder normale omstandigheden gevuld met lucht, die wat dezelfde druk en samenstelling heeft als buitenlucht. De buis van Eustachius en het slijmvlies van het middenoor maken gasuitwisseling mogelijk, zodat de luchtdruk voor en achter het trommelvlies hetzelfde is.