Uw kind is opgenomen op de afdeling IC Neonatologie van het Emma Kinderziekenhuis - Amsterdam UMC. De meeste pasgeborenen op de IC Neonatologie zijn te jong of te ziek om zelf te drinken. Daarom krijgen zij hun voeding op een andere manier toegediend. De voeding kan via een sonde gegeven worden. Een sonde is een slangetje dat via de mond of de neus naar de maag loopt. Dit heet sondevoeding.
Waarom sondevoeding geven?
Binnen het Emma Kinderziekenhuis willen we ouders/verzorgers zoveel mogelijk betrekken bij de zorg voor hun kind. Dit bevordert de relatie tussen ouder en kind. Op de afdeling IC Neonatologie bieden wij daarom de mogelijkheid om ouders/verzorgers van pasgeborenen die hier aan toe zijn, sondevoeding te leren geven. Indien beide ouders/verzorgers de handeling willen leren is het de bedoeling dat u beiden deze informatie leest en ook beiden, onafhankelijk van elkaar, laat zien dat u de handeling beheerst.
Hoe gaat het leren geven van sondevoeding in zijn werk?
Het geven van sondevoeding is een risicovolle handeling. Risicovolle handelingen zijn handelingen die bij de uitvoering van de handeling risico’s meebrengen en waarbij er bij onbekwaam en onzorgvuldig handelen gezondheidsschade kan optreden. In deze brief leest u hoe u als ouder/verzorger kunt leren op de juiste wijze sondevoeding te geven aan uw kind.
Voor het aanleren van de handeling doorloopt u een educatietraject (voorlichting, instructie en oefening) waarbij de verpleegkundige de benodigde kennis overbrengt en vaardigheden aanleert.
- U leest deze brief en krijgt hierna mondeling uitleg over het protocol en de verpleegkundige zal u de handeling laten zien.
- U herhaalt deze informatie mondeling op een volgend moment.
- Vervolgens geeft u tweemaal onder begeleiding van de verpleegkundige de sondevoeding.
- Daarna geeft u tweemaal zelfstandig onder supervisie van de verpleegkundige de sondevoeding.
- Er zijn twee verschillende methoden om sondevoeding te geven (hevelen of op de hand inspuiten). Per kind bekijken we welke methode van toediening het best aansluit en doorloopt u voor die methode het educatietraject.
Als u de informatie goed heeft begrepen en correct gehandeld heeft, tekent de verpleegkundige dit af op de checklist. Deze checklist staat in het dossier van uw kind.
Na het doorlopen van deze checklist bent u op de hoogte van de handelingen en observaties die u moet doen tijdens het geven van sondevoeding. Vanaf dit moment mag u de handeling zelfstandig uitvoeren. U bent dan zelf aansprakelijk voor het correct uitvoeren van de handeling. Als u zich na het doorlopen van het educatietraject onzeker voelt over het uitvoeren van de handeling moet u dit meteen aangeven bij de verpleegkundige. De verpleegkundige bespreekt dan met u hoe het traject verder opgepakt kan worden.
Indien blijkt dat uw kind toch meer baat heeft bij de andere methode van sondevoeding geven, dan dient u opnieuw het educatietraject te doorlopen.
Het kan zijn dat de verpleegkundige vindt dat u tijdelijk geen sondevoeding kan geven, omdat uw kind hiervoor te onrustig, ziek of instabiel is. Of omdat de persoonlijke situatie van u dit tijdelijk niet toelaat (bijvoorbeeld verhoogde emotionaliteit/extreme vermoeidheid). De verpleegkundige zal het geven van de sondevoeding dan van u overnemen. Als de verpleegkundige deze inschatting maakt, verwachten wij uw begrip daarvoor.
Hoe gaat het geven van sondevoeding in zijn werk?
1. Voorbereiding door de verpleegkundige:
- De verpleegkundige beoordeelt altijd voorafgaand aan iedere voeding of uw kind stabiel genoeg is om sondevoeding te krijgen van u als ouder/verzorger.
- De verpleegkundige controleert of de maagsonde op de juiste diepte zit.
- De verpleegkundige zorgt dat de maagsonde goed gefixeerd is.
- Eventueel bepaalt de verpleegkundige de maagretentie (hoeveelheid voeding die nog in de maag zit na de laatste voeding).
- De verpleegkundige controleert de voeding van uw kind en scant de voeding in het elektronisch patiëntendossier.
- De verpleegkundige draait de spuit op de sonde, u mag dit niet zelf doen.
- De verpleegkundige geeft de verwarmde sondevoeding aan u. De verpleegkundige blijft tijdens de toediening van de sondevoeding op de achtergrond aanwezig.
2. Toediening van de voeding door u als ouder/verzorger:
- U desinfecteert de handen.
- U spuit de voeding rustig in; let daarbij op de stress-signalen van het kind.
- U zorgt ervoor dat er niet aan de sonde getrokken wordt.
- Geef uw kind tijdens het geven van sondevoeding uw volledige aandacht.
- Bij sondevoeding is het belangrijk het mondgebied te stimuleren. Dit kunt u doen door de handen van uw kind bij zijn of haar mond te brengen, zodat uw kind op de vingers/knuistjes kan zuigen. Ook kunt u uw kind tussen de voedingen door laten zuigen op een wattenstok met wat moedermelk of water.
- Zodra de voeding is gegeven roept u de verpleegkundige op. De sonde moet na de voeding doorgespoten worden met lucht of water. Dit wordt altijd door de verpleegkundige gedaan. U geeft aan de verpleegkundige door hoe de toediening van de voeding verlopen is.
3. Redenen om te stoppen met het geven van de sondevoeding en de verpleegkundige direct te waarschuwen zijn:
- Bij iedere twijfel van uw kant.
- Wanneer de monitor, om welke reden dan ook, alarmeert.
- U de voeding niet kunt inspuiten (wellicht zit de sonde verstopt).
- Uw kind spuugt tijdens het geven van de sondevoeding.
- Uw kind hoest of kokhalst.
- Uw kind verandert van kleur.
- Uw kind wordt onrustig, huilerig, trekt de rug hol of spreidt de vingers of tenen.
Wij begrijpen dat het spannend kan zijn om deze handeling te leren. Uit ervaring weten wij echter dat ouders en/of verzorgers het als positief ervaren dat zij op deze manier meer zelf kunnen doen voor hun kind en zich hierdoor meer betrokken voelen in de zorg voor hun kind.
Heeft u vragen?
Heeft u nog vragen, stel deze dan gerust aan de verpleegkundige die voor uw kind zorgt.