Vaak is het bij het eerste bezoek niet zeker of er sprake is van een CML. Daarom wordt dan bloed- en beenmergonderzoek verricht. Dit dient om vast te stellen of de DNA- of chromosoomafwijking aanwezig zijn. Het beenmergonderzoek wordt onder plaatselijke verdoving gedaan, bijna altijd aan de achterzijde van het bekken, op de plek waar de rug overgaat in de bil. Hiertoe moet de patient op de linker of rechterzijde plaatsnemen.
Soms is directe behandeling noodzakelijk, bijvoorbeeld als het aantal witte bloedcellen zeer hoog is. Vaak zal dan begonnen worden met een milde vorm van chemotherapie die geslikt kan worden. Als de uitslagen van het DNA en chromosoomonderzoek binnen zijn en de diagnose CML gesteld is, zal de behandeling veranderd worden naar imatinib, nilotinib of dasatinib. Dit zijn zogeheten tyrosinekinaseremmers, die het ziekmakende eiwit in de kwaadaardige cellen remmen. Ze worden in het algemeen goed verdragen. U dient er van uit te gaan dat deze middelen levenslang geslikt moet worden.
Er is geen specifieke nazorg nodig. Wel zal de dokter u tijdens vervolgconsulten vragen of er problemen zijn met het innemen van de medicijnen, aangezien van het grootste belang is dat deze middelen strikt volgens voorschrift worden ingenomen.